Bosecosystemen van Nederland 2 - Ooibossen - zeldzaam
Hardcover - BIBLIOTHEEK-EXEMPLAAR MET BIJBEHORENDE STICKERS EN STEMPELS, afgezien daarvan in goede, gave staat, zonder verdere inschrijvingen.
Auteur: R.J.A.M. Wolf R.W. de WaalCo-auteur: A.H.F. Stortelder
- Nederlands
- Hardcover
- 9789050111157
- 200 pagina's
Deze uitgave geeft een compleet overzicht can de Nederlandse ooibosecosystemen. Allereerst is er aandacht voor het ontstaan van het rivierenlandschap en de historische ontwikkeling van de buitendijkse griendcultuur. De auteurs beschrijven vervolgens de groei plaatsen van ooibossen en de typen hardout- en zachthoutooibos die in Nederland te vinden zijn. Per groeiplaats gaan zij uitgebreid in op de plantengroei en de bosontwikkeling in relatie tot successie en beheeringrepen.
Ooibos is een op natuurlijke wijze ontstaan bos langs rivieren. Ooi is een oud woord voor nat terrein nabij een rivier (cf. Duits: Au en Auwald). De aanwezigheid van dit biotoop is een belangrijke voorwaarde voor een natuurlijk riviersysteem. Waar rivieren bedijkt zijn en uiterwaarden het beeld bepalen zijn de bossen in de afgelopen eeuwen vrijwel overal omgevormd tot weidegrond en hooilanden.
Zachthout en hardhout
[bewerken | brontekst bewerken]
Schietwilg en kraakwilg domineren het zachthoutooibos, ze zijn vaak aangeplant. Daarnaast kunnen lagere bosschages ontstaan met amandelwilg, bittere wilg en katwilg. Langs Rijn en Waal komt ook de zwarte populier voor en langs de Maas de zwarte els. Al deze soorten kunnen overleven op oevers die tijdens het groeiseizoen geregeld overstroomd worden. Langs sommige rivieren staan ze zo'n 150 dagen per jaar in het water. Met name wilgen zaaien gemakkelijk uit, terwijl ook vegetatieve vermeerdering door middel van worteluitlopers en afgebroken takken een belangrijke manier van voortplanting is. In een zich ontwikkelend ooibos staan laag op de oever de kiemplanten dicht bijeen, daarachter bevindt zich tot zo'n vier meter hoog opgaand struweel van wilgen en populieren. Nog weer wat hoger op de oever staat door grote grazers uitgedund bos dat uitgroeit tot een volwassen ooibos.
Naast wilgen was de zwarte populier langs de rivieren ooit veelvuldig aanwezig. In het jaar 2000 telde men van deze rivierpopulier in Nederland nog maar enkele vitale populaties met elk zo'n veertig bomen. De zwarte populier kan ook op wat drogere grond aarden en vormt zo een overgangszone naar hardhoutooibos waarin bomen als eik, iep, en es voorkomen. Deze soorten zijn veel gevoeliger voor overstroming en kunnen niet veel meer dan 20 dagen per jaar in het water staan. De langs de rivieren van de Lage Landen zeldzame hardhoutooibossen zijn, indien ze zich hebben kunnen ontwikkelen met een gevarieerde ondergroei, vooral voor vogels van veel waarde.
Waar in een rivierengebied sprake is van getijdewerking kunnen wilgenvloedbossen ontstaan. Ze zijn bijvoorbeeld aanwezig langs de kreken in de Biesbosch waar grote wilgenbossen zijn gecultiveerd voor de griendcultuur.