Dom Eugène Cardine - Semiologie v/h Gregoriaans - zeldzaam

€ 20,00

Paperback met lichte gebruikssporen en wens en signatuur van de schrijver op het titelblad, afgezien daarvan in zeer goede, gave staat.

  • Vertaling Gerard Sars
  • 156 blz.
  • 1991

Met het ritme van gregoriaanse muziek wordt de tijdsduur bedoeld die aan elke noot gegeven moet worden.

Onder muziekwetenschappers staat het authentieke ritme van gregoriaanse muziek al geruime tijd ter discussie, omdat de interpretatie van de middeleeuwse notatie geen eenduidige zaak is.[1] Over de ritmische betekenis van de verschillende neumen, zoals de pes, de clivis en de torculus, wordt zeer verschillend gedacht. Dat komt vooral omdat de schrijfwijze van een bepaalde neume in diverse oude notaties - bijvoorbeeld de notaties van Sankt Gallen of Metz - diverse vormen kan aannemen met telkens weer een andere ritmische betekenis, die echter zeer uiteenlopend wordt geïnterpreteerd. Verschillende betekenissen worden eveneens toegekend aan bepaalde aan de neumen toegevoegde letters voor toonduur, zoals de c voor celeriter (snel) en de t voor tenete (vasthouden). Voorts geven bepaalde neumen, zoals de pressus en de bivirga een herhaalde noot aan, wat volgens sommige musicologen kan duiden op verlenging van de noot, maar volgens anderen op een ritmisch effect, namelijk toonrepercussie.

Zeer belangrijk hierbij waren de nieuwe inzichten van Dom Cardine, eveneens een monnik van Solesmes. In zijn theorie van het ritme - de semiologie - wordt veel meer dan voorheen met ritmische bijzonderheden in de oudste handschriften rekening gehouden, waaronder de al genoemde verschillen in de schrijfwijze van een bepaalde neume, maar ook de zogeheten expressieve coupure, een bepaalde onderbreking in de neumenotatie met ritmische betekenis. Een interessante publicatie in dit verband is het Graduale Triplex uit 1979. Dit Graduale is gelijk aan het Graduale Romanum, maar voegt aan de kwadraatnotie twee oude handschriften toe: de notatie van Codex Laon-239 (Metz) en de Sankt Gallen notatie (onder meer Einsiedeln-121 en St. Gallen-359).

De gebruikelijke hedendaagse praktijk geeft nog vaak de voorkeur aan een uitvoering van het gregoriaans volgens de opvattingen van Mocquereau.[5] Meer en meer verschuift de uitvoeringspraktijk echter in de richting van de nieuwe ritmeopvattingen van Cardine.