Casette - Paul van Ostaijen - Poëzie en Proza - vrij zeldzaam
Kartonnen cassette met 2 Paperbacks. Cassette met gebruikssporen, zie foto's. De boeken zijn in nieuwstaat, zonder inschrijvingen.
Uitgegeven in 1992 door bert Bakker
- Boek 1 - Verzamelde gedichten - 503 blz.
Auteur: Paul van ostaijen
- Nederlands
- Paperback
- 503 blz.
-
paul van ostaijen -MUSIC-HALL/HET SIENJAAL/DE FEESTEN VAN ANGST EN PIJN/BEZETTE STAD/NAGELATEN GEDICHTEN
Paul van Ostaijen werd in 1896 te Antwerpen geboren en overleed op 32-jarige leeftijd in het sanatorium Le Vallon te Miavoye-Anthée in de Naamse Ardennen. Hij was de grote vernieuwer en experimentator in het nederlandse taalgebied, die niet alleen de eigentijdse stromingen van de moderne poëzie, zoals het franse kubisme en het duitse expressionisme, hier vertegenwoordigde, maar ook door zijn werk aan de ontwikkeling van deze stromingen heeft bijgedragen.
Vooral in zijn gedichten is, gedurende de korte periode van zijn schrijverschap, een snelle evolutie merkbaar. In de bundels Music-Hall (1916) en Het Sienjaal (1918) en de handschrift-uitgave van De Feesten van Angst en Pijn (1921) zien we zijn unanimistische jeugdverzen via het humanitair expressionisme tot de versobering van de 'feesten van angst en pijn' overgaan. Hierop volgen Bezette Stad (1921) en de nagelaten gedichten, waaruit hij een bundel Eerste Boek van Schmoll had willen samenstellen. In deze gedichten komt hij via het nihilisme en constructivisme tot wat hij 'zuivere lyriek' of 'organisch expressionisme' placht te noemen, waarin hij zich van volgeling tot voorganger van de moderne europese poëzie had ontwikkeld.
- Boek 2 - Verzameld Proza - Grotesken en ander Proza
Auteur: Paul van ostaijen
- Nederlands
- Paperback
- 358 blz.
- Van Ostaijens paukenslagen in proza trokken echter nooit veel aandacht, en toch zit daar veel opmerkelijks tussen, opgeslagen in scherpzinnige beschouwingen over lyriek en schilderkunst, boekbesprekingen, en bizarre prozateksten waaraan hij omstreeks 1919 in Berlijn begon te werken en die hij ‘grotesken’ noemde.
BERLIJN IS in die tijd Van Ostaijens zelfgekozen ballingsoord, dat hij begin november 1918 opzocht nadat hem de Antwerpse grond te heet onder de voeten is geworden. Hij heeft tijdens de Eerste Wereldoorlog de mogelijke juridische consequenties niet overzien die zijn onverholen sympathie voor de Vlaamse zaak na het einde van de Duitse bezetting voor hem zou hebben, en daarbij komt dat hem nog drie maanden cel boven het hoofd hangt vanwege belediging van de ‘franskiljonse’ kardinaal Mercier, in die tijd zowat God in Belgie.
Aanvankelijk voelt Van Ostaijen zich goed thuis in de Duitse metropool. Hij komt er in direct contact met kunstuitingen waarover hij al regelmatig heeft geschreven - het expressionisme en dadaisme - en leert er kunstenaars kennen als Scheerbart en Friedlander, twee schrijvers van groteske verhalen en romans. Hun satirische en provocerende manier van vertellen inspireert hem. In deze periode geeft hij, deels onder invloed van zijn persoonlijke omstandigheden, deels onder invloed van de gebeurtenissen in Berlijn - waar in januari 1919 het communistenoproer in bloed wordt gesmoord -, zijn ethisch-humanistische ideaal over een literatuur die de wereld kan verbeteren voorgoed op. De zwenking die zijn schrijven maakt is rigoureus - wat strookt met zijn karakter - maar wel degelijk overdacht. ‘Schrijf een novelle waarin ik de mensen probeer voor de aap te houden. Positieve kritiek: bral. Ik voel tans voor novellen waar je zo heerlik in kunt zwansen. De mensen zijn niet waard gekritiseerd te worden. Enkel stof voor burleske novellen’, bericht hij in april van dat jaar aan zijn vriend Geo van Tichelen. Zwansen: gekscheren, spotten, streken uithalen.
Enkele van deze in Berlijn geschreven verhalen brengt hij in 1927 onder in een bundel waarvan de dubbelzinnige titel Vogelvrij ongetwijfeld iets over de ambivalentie van het eigen gemoed verraadt. Dan heten ze geen burlesken meer, maar grotesken. Bizar proza is het, dat zich maar moeilijk veroveren laat, van eigenzinnige makelij met een geheel eigen logica, afwisselend weerbarstig, irritant en uitbundig, tot dan toe nooit eerder in Nederland vertoond. Met de keuze voor deze manier van vertellen begeeft Van Ostaijen zich opnieuw op ongebaande paden van de Nederlandse literatuur. Daarin heeft de kunst van het realistische en herkenbare een lange, die van het fantastische en absurde nog nauwelijks een traditie.